Geleerd  van ABCD

10 lessen

Wij geven een tiental beknopt geformuleerde strategische lessen. Deze
lessen, die allen zijn ontleend aan de ABCD-handleidingen, bevatten volgens ons precies die punten waarop van ABCD geleerd kan worden en/of waar de Nederlandse wijkaanpak nog op versterkt zou kunnen worden.

  1. Laat bewoners een nieuwe wijkkaart maken. Er bestaan veel meer verbanden van burgers dan traditioneel worden onderkend. Probeer vooral de informele verbanden in beeld te krijgen, bijvoorbeeld door bewoners te faciliteren bij het maken van een nieuwe wijkkaart waarin die verbanden, initiatieven en netwerkjes worden ingetekend.
  2. Zoek naar nieuwe partners. De overheid en instituties moeten op zoek gaan naar coalities en verbanden, zowel naar bewonersgroepen en verenigingen als naar one-issue groepen die op het gebied van wonen, onderwijs, jongeren, milieu, gezondheid of economische ontwikkeling (bedrijfsleven) actief zijn en die ze nog niet kent.
  3. Ook de potentiële bijdrage van groepen die op het eerste gezicht niets van doen (willen) hebben met wijkontwikkeling of wijkbeleid moet daarbij niet uit het oog verloren worden. Ook de hondenbezitters, pleinvoetbal/ers en kaartclubs zijn van belang.
  4. Ondersteuning omdraaien: van bewonersparticipatie in overheidsbeleid naar overheidsparticipatie in burgerinitiatieven. De overheid moet bewonersinitiatieven faciliteren en assisteren en als het proces op gang komt verantwoordelijkheden overdragen. In ieder geval moeten deze beide vormen duidelijker onderscheiden worden.
  5. Grenzen kennen. De overheid moet haar eigen grenzen kennen. Als ze het werk van burgers en hun organisaties probeert te vervangen ontstaat een afhankelijke samenleving.
  6. Aansluiten bij bestaande vraag van de bewoners. Vervang de lokale associaties en instituties niet door nieuwe systemen, instituties, centra of vertegenwoordigingen. Een van de belangrijkste oorzaken van verzwakte lokale burgerinitiatieven en lokale instituties is gelegen in de introductie van nieuwe door de overheid gesponsorde structuren en organisaties.
    Bouw dus niet opnieuw starre systemen met subsidies want die blokkeren nieuwe initiatieven vanuit de gemeenschap. Overheden moeten vragen: “Wat vinden jullie burgers dat wij zouden moeten doen om jullie te ondersteunen”, in plaats van: “Wij hebben een mooi nieuw programma dat we in jullie buurt willen toepassen”.
  7. Heb als lokale overheid en professionals uit onderwijs, opbouw- en welzijnswerk oog voor de rol van de informele gangmakers of leiders in buurten en draag zorg voor scholing en andersoortige ondersteuning van hen en toekomstig kader.
  8. Wethouder Hekking a.u.b. uit beeld. Geef de burgers en hun organisaties de credits. Vaak wordt de inzet van bewoners overschaduwd door lintjes knippende burgermeesters of wethouders die zelf trots het binnenhalen van de zak met geld voor een wijk willen bekendmaken.
  9. Financiering van buiten heeft minder effect als niet eerst de bestaande aanwezige bronnen zijn aangeboord. Te snel te veel geld in een buurt pompen helpt de onderlinge betrokkenheid van bewoners en hun buurt niet vooruit. Sterker nog, het dooft de creativiteit.
  10. De overheid moet geduld betrachten en zaaien of zaaigoed ter beschikking stellen en afwachten of er iets opbloeit. Eerst wat aan snelheid inboeten, kan later winst opleveren. De verschillende partijen in de wijk moeten echt de kans krijgen hun eigen mogelijkheden voor inbreng te ontdekken en te formuleren.

Bron: kenniscentrum Grote steden

Zie ook interview met deskundigen op het gebied van ABCD

Onderzoek: Wat levert het op.

We zijn ook altijd weer benieuwd naar de effecten van sociale interventies in de buurt waar we in werken.
Daarin werken we graag samen met hogescholen en universiteiten.
Centraal staat bij ons de vraag:
In welke mate is het buurtleven in de aangegeven buurten veranderd als gevolg van de interventies uit het programma Wij zijn de wijk.

Samen met de hogescholen en universiteiten werken we aan het opzetten van een onderzoeksprogramma.